donderdag 16 augustus 2012

Coos

Coos lag bij mij op de kamer van de afdeling oncologie in het ziekenhuis in Breda eind december 2011. Hij had het zwaar die dagen, zwaar met de bijwerkingen van zijn behandeling en zwaar met het verplegend personeel. Een aantal keer hoorde ik hem met ze discussieren. Ze namen dan ook zijn grappen veel te serieus. Maakte hij een grapje, dachten zij dat hij niet helemaal goed bij meer was. En hij maakte veel grappen. Maar hij was beter bij de pinken dan zij, want hij heeft ze vaak moeten wijzen op fouten in het toedienen van medicijnen. Stonden ze bij zijn bed voor een prik of pil, dan stuurde hij ze terug. Keken de verpleegsters een beetje raar bij, maar even later waren ze er weer om hem het goede medicijn én hun excuses aan te bieden. En dan zeiden ze zijn naam weer verkeerd. Coos moest erg voor zichzelf opkomen. Tijdens mijn eerste nacht en dag in het ziekenhuis had ik het er maar moeilijk mee dat ik in het ziekenhuis lag en dan nog wel op een kamer met een paar kerels. Kreunende, rochelende, onrustige kerels ook nog. Vooral Coos was er dus slecht aan toe. Maar toen ik me weer wat beter voelde en openstond voor contact, bleek Coos een grappige, intelligente, positieve man. Een trotse vader en opa. Een ondernemer die bedrijven had gerund met 500 man personeel. Maar die ook al een kleine tien jaar af en aan behandeling kreeg tegen kanker. En die de zorg had voor zijn eveneens zieke vrouw. Toen hij eenmaal naar huis mocht, was er niemand om hem op te halen. Niet omdat hij eenzaam of alleen was, maar omdat hij vond dat zijn kinderen gewoon moesten kunnen gaan werken. Hij zorgde voor zichzelf. In dit geval moest de verpleging een zorgtaxi voor hem regelen. Dat kregen ze niet voor elkaar. Dan moest Coos weer voor zichzelf opkomen. En dat kon hij dus prima.

Op dag twee kwam Frank op de kamer. Frank was een beer van een vent: groot, fors, kaal. Dat laatste van de chemo. Hij kwam binnen voor een chemokuur die in drie dagen in moest lopen. Frank was het type man dat gaat zitten, infuus d'rin, drie dagen geduldig wachten op het inlopen van de chemo en weer weg. Nergens last van, nergens over zeiken. 's Avonds draaide hij zich op zijn zij en viel in slaap. Frank ligt nergens wakker van. Op een gegeven moment liep het infuus de verkeerde kant op, bloed naar het zakje in plaats van chemo van het zakje zijn arm in. Frank keek dat rustig een uurtje aan en belde pas de verpleging toen het echt niet leek te verbeteren.

Ik had het niet zo door, maar Coos en Frank zaten goed op te letten. Zij zagen de dagelijkse routine van verpleegsters en artsen die onder andere langs mijn bed trokken. De één om bloed af te nemen, de ander om mij een paar uur later te komen vertellen dat ik nog niet naar huis mocht. Zij zagen dat ik het daar moeilijk mee had, dat ik mijn kinderen miste en dat ik niet happy was. En toen kwam de dag dat de arts met goed nieuws kwam. Ik mocht de volgende dag naar huis! Coos en Frank juichten met me mee, ze hadden zo meegeleefd. Ik was ontroerd. Tjonge, die kerels toch.

Die dag ging Coos naar huis. Hij nam de tijd om afscheid te nemen, gaf me een hand en keek me met pretoogjes aan. Hij zei: "Dat gaat helemaal goed komen met jou." Ik schoot vol, maar wilde niets laten merken. "Het beste Coos" zei ik.

En nu heb ik een rouwadvertentie voor me. Afgelopen dagen speelde de tijd met Frank en Coos in het ziekenhuis door mijn hoofd. Ik was benieuwd hoe het met ze ging en googlede op hun namen. Bij het zoeken naar Frank kwam ineens de rouwadvertentie van Coos in beeld. Hij is 21 maart dit jaar overleden. In de advertentie wordt gesproken over dankbaarheid voor het intens afscheid mogen nemen van man, vader en opa. De intensiteit van Coos heb ik even mee mogen maken. "Het ga je goed!" staat bovenaan de advertentie. Ik hoop dat het Coos die laatste maanden goed gegaan is......

Geen opmerkingen:

Een reactie posten